Het geloven waard november 2013

Toen de nieuwe paus zijn eerste publieke opwachting maakte, was het op het Sint Pieter plein doodstil. Zelfs door mijn televisiescherm heen kon ik een speld horen vallen. Een figuur waar zo velen tegen opzien die de mensen hartelijk begroet met: ‘Buona Sera, goedenavond’. Die vervolgens aan de grote verwachtingsvolle menigte eerst vraagt voor hém te bidden. De collectieve hoop was voelbaar. Want zou het? Misschien wordt dit wel een geloofwaardig leider. Ik hoop het vurig dat deze paus niet door de mand en van zijn voetstuk valt en dat hij daadwerkelijk iets aan dat machtige instituut en zijn dogma’s kan veranderen.

Want wat is het heerlijk als je in iemand kunt geloven, als er iemand is die richting biedt, inspireert en een betrouwbare koers vaart, als een kompas door de morele mist heen. Die zich nederig opstelt. Die het goede voorbeeld geeft. Die doet wat hij zegt. Die een visie heeft en knopen doorhakt als het moet.

Onlangs schreef een vriend mij: Ik heb niet het gevoel dat de bestaande instituten mij nog representeren. Deze instituten en hun leiders werken volgens mij niet aan de toekomst. Wat wij nodig hebben, vernieuwing, komt in ieder geval niet bij hen ‘vandaan’. Hij wees mij op een uitzending van Tegenlicht (een programma van de VPRO). Deze uitzending heette: ‘Mensen van Nu’. Over jonge Randstedelijke mensen die op een volstrekt andere manier tegen de wereld aankijken en allerlei creatieve wegen inslaan om op een menselijker en duurzame manier te leven en samen te leven. In de documentaire zie je hoe er bijna een parallelle wereld ontstaat. ‘Laat hen daar ergens In Den Haag een beslissing nemen, ik ga mijn gang en doe wat ik denk dat goed is voor de wereld’. Alsof deze jonge voorlopers en de mensen die in ons land op beslissende posities zitten volstrekt andere routekaarten gebruiken.

In dit licht is het verhaal van Jozef en zijn broers interessant. Nadat hun vader Jakob is gestorven vrezen de broers van Jozef dat Jozef alsnog wraak zal nemen voor het feit dat ze hem vroeger in een put gooiden en vervolgens als koopwaar hadden verhandeld. Maar Jozef heeft een voor hen verrassend antwoord: Ik ben toch zeker God zelf niet? Jozef die als jonge jongen dromen had waarin zelfs de zon, de maan en de elf sterren hem dienden is veranderd. Hij is minder pretentieus geworden. Jozef ziet zichzelf niet meer als een instrument van God maar als dienaar van het volk van God en hun toekomst.

Interessant verhaal in een tijd van leiderschapscrisis: in het verhaal gebeurt er iets waardoor er in Jozef een ommekeer plaatsvindt. Jozefs vader Jacob had op zijn sterfbed in plaats van Jozef, de twee zonen van Jozef- zijn kleinzoons dus- gezegend en daarmee was Jozefs rol in de toekomst van Israel min of meer uitgespeeld.

Als je dan denkt aan het woord crisis dan zou je kunnen denken, met een beetje inlegkunde wellicht -maar toch- dat Jozefs ego hier een behoorlijke knauw heeft gekregen. Hij was een machtig en strategisch heerser naar wie geluisterd werd, die het voor het zeggen had . Aan een god gelijk. Nu moest hij zichzelf opnieuw uitvinden en plaats bepalen. Geconfronteerd met het handelen van zijn vader op zijn sterfbed en de toekomst van zijn kinderen werd zijn macht begrensd en zijn rol beproefd. Jozef had als reactie hierop zijn gekrenkte ego met man en macht kunnen beschermen door de oude comfortabele patronen te doen gelden en aan zijn macht vast te klampen. Maar hij koos een andere route, of liever gezegd, zijn ogen waren geopend, hem was een andere route gewezen.

Wat hem betreft hoefden ze niet meer voor hem te buigen, hij maakte nu zelf een diepe buiging. Jozef had begrepen dat hij Gods plaats niet kon innemen. Dat niemand op aarde de baas kan zijn, dat er maar één God is. Dat hij de waarheid niet in pacht had en nooit zou hebben. Juist het besef van zijn sterfelijkheid en zijn begrensde mogelijkheden veranderde zijn houding. Jozef wordt nu, richting het einde van zijn leven, pas een echte leider. Geloofwaardig. Hij die zonder dat hij er zelf direct profijt van heeft voor anderen zal zorgen. Jozef wordt ondanks zijn macht en positie geen god; hij wordt van heerser dienaar.

Hij is niet meer het middelpunt en koning van zijn eigen universum. Hij is koning zoals het koningschap in de bijbelse verhalen bedoeld is. Ingebed in het verbond met God. Hij is een verbindende schakel geworden; een kleine dienaar van een grotere wereld. Jozef doet zijn naam eer aan. Jozef betekent in het Hebreeuws: ‘hij die vermeerdert’. Hij die ruimte maakt voor anderen en andere perspectieven en belangen dan alleen de zijne.

Dit verhaal leert mij dat ik pas zelf een leider kan worden als ik besef dat de wereld niet om mij heen draait, louter om mij en de mijnen te bedienen. Dat ik allereerst zelf een buiging kan maken naar de wereld om mij heen, naar mijn naasten, naar God- misschien mij daar zelfs in kan blijven oefenen. Want pas als ik mij laat bevrijden uit mijn ego-centrische kleine waarheid dan kan ik tevoorschijn komen. Dan pas kan ik groter en weidser gaan denken, helder zien wat er echt nodig is, meer buiten en na mijzelf. Dan is niet langer alles dienstbaar aan mijn ego en mijn eigen kleine verhaal. Want onze handelingen zijn nu eenmaal niet altijd te rijmen met wat goed is voor een ander, voor de wereld, met wat leven geeft. Pas als we onze eigen onvermogen en schuld, onze kleinheid en beperkte zicht durven zien en aanvaarden.

Stel je voor dat alle mensen op belanghebbende posities in de wereld het verhaal van Jozef ter harte zouden nemen. Want je kunt als burger cynisch en wellicht onverschillig worden, murw van alle ego’s, spindokters en de overheersende rol van de media. Alles om de eigen positie te bewaken. Je krijgt het gevoel dat velen ver verwijderd zijn geraakt van de kern en dat diegenen die dat niet zijn het uiteindelijk niet redden. Terwijl je zou hopen dat een ieder, en mensen met een verantwoordelijke positie voorop, op een geloofwaardige manier conclusies trekt uit het verleden, en ook zijn of haar eigen immateriële en materiële schuld onderkent en niet meer recht praat wat krom is.

Mijn vriend waar ik zojuist over vertelde schreef mij ook: Als ik oud ben dan wil ik tegen mijzelf kunnen zeggen dat ik goed geleefd heb. ‘Dat ik quitte gespeeld heb’ en daarmee bedoel ik ‘wat ik neem wil ik ook teruggeven’. Als ik mij iets toe-eigen of als ik denk dat ik ergens recht op heb wat heb ik daarvoor in de plaats te brengen aan het geheel?

Je kunt zo’n gedachte makkelijk afdoen met kritische vragen. Hoe werkt dat dan? En hoe is zo’n ideaal dan meetbaar? Maar je kun je ook laten bevragen. Kan ik de toekomst dienen? Wat heb ik te brengen of te delen? Welke beslissingen neem ik, door wie laat ik mij leiden, welke afgoden vertroebelen mijn zicht? Wanneer kan ik zelf een leider zijn, in mijn familie, in mijn werk in mijn leefomgeving?

Wij kunnen zelf ook kleine maar belangrijke schakels in een grotere wereld zijn en worden. Door door de spiegel van de Eeuwige en de toekomst naar onszelf te kijken. Met het inzicht van nu andere keuzes maken, nieuwe routes volgen soms, dan met de wetenschap en het vermogen van toen. Vanuit deze ontvankelijke, zelf-kritische houding en nieuwe ruimte wil ik achterom kunnen kijken en daarmee vooruit.
Dienend richting de toekomst, het geloven waard.

Gelezen: Genesis 50, 15-21

17. november 2013 by Claartje Kruijff
Categories: Preken | Reacties uitgeschakeld voor Het geloven waard november 2013