Allerzielen: gebroken en uitgedeeld
Allerzielen: Gebroken en uitgedeeld
Er brandt een kaarsje in mijn hart. Een kaarsje voor diegene die ik verloren ben, voor die Ene die ik missen moet.
Verlies tekent ons en doet zoveel aan een mensenleven dat het wel eens verleidelijk is om terug te verlangen naar het onschuldige en gemakkelijke leven van daarvoor. Want je had het allemaal niet willen meemaken en als je de klok zou kunnen terugdraaien dan zou je daar alles voor willen doen. En je kunt je afvragen, om welke zielen gaat het eigenlijk met Allerzielen? Om de mensen die wij verloren hebben maar ook om onszelf. Balsem voor onze eigen ziel.
In plaats van de beroemde en voor velen binnen en buiten de kerk beladen woorden die Jezus volgens de evangelisten uitsprak bij het breken van het brood aan zijn laatste avondmaal- ‘neemt, eet, dit is mijn lichaam’- gebruikte mijn collega een keer de volgende woorden: ‘hier neem mij maar, dit ben ik, dit is mijn leven, gebroken en uitgedeeld’. Een zin die mij bijzonder raakt. Want als ik die woorden hoor, dan verwoordt het iets van mijn eigen gebrokenheid. En hoe je soms in situaties van chaos en verdriet overgeleverd bent aan hulp van anderen. Maar ook voel ik, dat het, ondanks de pijn, ergens goed is. Dat ik veel meer te delen en te geven heb vanuit diezelfde gebrokenheid. Want hoe je ook verandert na een verlies en wie je dan ook bent- dezelfde maar toch anders – er is naast verlies en pijn ook iets bijgekomen. Er is meer uit te drukken en te delen en je zult een ander in zijn of haar gebrokenheid ook beter verstaan.
Allerzielen, alle zielen zijn deel gaan uitmaken van onze ziel, van ons innerlijk leven. We nemen iemand mee in ons hart en herinnering, verinnerlijken hem of haar en nemen zo een stukje van dit mensenleven mee als toevoeging aan ons eigen leven. “We zijn wie we verloren zijn”, las ik boven een overlijdensadvertentie. En zo zijn de mensen die wij missen moeten opgewekt in ons en deel van onszelf geworden en van onze verdere wegen. En terwijl wij zelf dan op een bepaalde manier vermeerderd zijn is de dood van de ander misschien minder begrensd of zomaar van ons afgesneden. Hun leven raakt niet weg of verloren. De ander is nu bij en met ons, gebroken en uitgedeeld.
Ook al komen velen van ons misschien nooit over een verlies heen- er is toch iets blijvend veranderd. Want, hoe meer we verliezen en meemaken, hoe meer leven en ziel we met ons meedragen. Hoe voller ons hart zal zijn met tranen van medemenselijkheid en liefde. Ik vermoed dat hier iets van het geheim van Gods liefde oplicht. En dat we in onze eigen gebrokenheid raken aan de kern van het leven, hoe moeilijk dat ook te verstaan is. Ik hoor dan in mijn achterhoofd steeds weer die zin: ’Hier neem mij maar. Gebroken en uitgedeeld. Zo is leven’.
Ik ga een kaarsje branden. En jij?